BasisBijbel

1 Koningen 2:9-19 BasisBijbel (BB)

9. Maar nu moet jij hem niet ongestraft laten. Je bent een wijs man en je weet vast wel wat je moet doen, zodat de oude Simeï geen vredige dood zal sterven."

10. Toen stierf David. Hij werd begraven in de 'Stad van David' .

11. David had 40 jaar over Israël geregeerd. In Hebron was hij zeven jaar koning [ over Juda ] geweest, in Jeruzalem was hij 33 jaar koning [ over heel Israël ].

12. Salomo volgde David als koning op. En God maakte hem heel machtig.

13. Adonia ging naar Batseba, de moeder van Salomo. Ze vroeg hem: "Kom je met goede bedoelingen?"

14. Hij antwoordde: "Ja, ik wil iets met u bespreken." Ze zei: "Zeg het."

15. Toen zei Adonia: "U weet dat ik er recht op had om koning te worden. En heel Israël verwachtte ook dat ik koning zou worden. Maar het liep anders. Mijn broer werd koning, doordat de Heer hem uitkoos.

16. Nu wil ik u iets vragen. Luister alstublieft naar mij."

17. Ze zei: "Zeg het." Hij zei: "Vraag alstublieft aan koning Salomo of ik mag trouwen met Abisag, de vrouw uit Sunem. Als u het hem vraagt, zal hij het zeker goedvinden."

18. Batseba antwoordde: "Ik zal het er met de koning over hebben."

19. Batseba ging naar koning Salomo om met hem over Adonia te spreken. De koning stond op, liep haar tegemoet en boog zich diep voor haar. Daarna ging hij op zijn troon zitten. Rechts van zich liet hij een stoel neerzetten voor zijn moeder. Ze ging naast hem zitten.