BasisBijbel

1 Koningen 2:8-15 BasisBijbel (BB)

8. Dan is er ook nog Simeï , de zoon van Gera, uit Bahurim in het gebied van de stam van Benjamin. Hij heeft mij vreselijk lopen vervloeken toen ik naar Mahanaïm vluchtte. Maar toen ik terugkwam, kwam hij me bij de Jordaan ophalen. Ik heb hem toen bij de Heer gezworen dat ik hem niet zou doden.

9. Maar nu moet jij hem niet ongestraft laten. Je bent een wijs man en je weet vast wel wat je moet doen, zodat de oude Simeï geen vredige dood zal sterven."

10. Toen stierf David. Hij werd begraven in de 'Stad van David' .

11. David had 40 jaar over Israël geregeerd. In Hebron was hij zeven jaar koning [ over Juda ] geweest, in Jeruzalem was hij 33 jaar koning [ over heel Israël ].

12. Salomo volgde David als koning op. En God maakte hem heel machtig.

13. Adonia ging naar Batseba, de moeder van Salomo. Ze vroeg hem: "Kom je met goede bedoelingen?"

14. Hij antwoordde: "Ja, ik wil iets met u bespreken." Ze zei: "Zeg het."

15. Toen zei Adonia: "U weet dat ik er recht op had om koning te worden. En heel Israël verwachtte ook dat ik koning zou worden. Maar het liep anders. Mijn broer werd koning, doordat de Heer hem uitkoos.