BasisBijbel

1 Koningen 2:7-13 BasisBijbel (BB)

7. Maar voor de zonen van Barzillai uit Gilead moet je goed zijn. Laat hen bij jou aan tafel eten. Want toen ik voor je broer Absalom op de vlucht was, zijn ze naar mij toe gekomen en hebben ze voor mij gezorgd.

8. Dan is er ook nog Simeï , de zoon van Gera, uit Bahurim in het gebied van de stam van Benjamin. Hij heeft mij vreselijk lopen vervloeken toen ik naar Mahanaïm vluchtte. Maar toen ik terugkwam, kwam hij me bij de Jordaan ophalen. Ik heb hem toen bij de Heer gezworen dat ik hem niet zou doden.

9. Maar nu moet jij hem niet ongestraft laten. Je bent een wijs man en je weet vast wel wat je moet doen, zodat de oude Simeï geen vredige dood zal sterven."

10. Toen stierf David. Hij werd begraven in de 'Stad van David' .

11. David had 40 jaar over Israël geregeerd. In Hebron was hij zeven jaar koning [ over Juda ] geweest, in Jeruzalem was hij 33 jaar koning [ over heel Israël ].

12. Salomo volgde David als koning op. En God maakte hem heel machtig.

13. Adonia ging naar Batseba, de moeder van Salomo. Ze vroeg hem: "Kom je met goede bedoelingen?"