BasisBijbel

1 Koningen 2:38-45 BasisBijbel (BB)

38. Simeï zei tegen de koning: "Het is goed. Ik zal doen wat u heeft gezegd, mijn heer de koning." En Simeï woonde een tijd in Jeruzalem.

39. Maar na drie jaar liepen twee slaven van Simeï weg naar Achis, de zoon van Maächa, de koning van Gat. Simeï kreeg het bericht dat zijn slaven in Gat waren.

40. Hij zadelde zijn ezel en ging naar Gat, naar Achis, om zijn slaven te zoeken. Hij haalde ze terug uit Gat.

41. Salomo hoorde dat Simeï uit Jeruzalem naar Gat was gegaan en weer terug was gekomen.

42. Hij liet Simeï roepen. Hij zei tegen hem: "Ik heb je bij de Heer gezworen en je ingeprent: 'Onthoud dat je wordt gedood als je de stad verlaat.' En je hebt mij geantwoord: 'Dat is goed.'

43. Waarom heb je je er dan niet aan gehouden?

44. Je weet wat je mijn vader David hebt aangedaan. Diep in je hart weet je dat je schuldig bent. Nu zal de Heer je ervoor straffen.

45. Maar de Heer zal mij, koning Salomo, zegenen. Hij zal ervoor zorgen dat altijd een zoon van David koning zal zijn."