BasisBijbel

1 Koningen 2:33-40 BasisBijbel (BB)

33. Zo zullen hij en zijn familie worden gestraft voor de dood van twee onschuldige mannen. Maar David en zijn familie zullen voor altijd vrede hebben met de Heer."

34. Benaja vertrok weer en stak Joab dood. Joab werd in zijn huis in de woestijn begraven.

35. En de koning maakte Benaja in Joabs plaats aanvoerder van het leger. De priester Zadok maakte hij hogepriester in de plaats van Abjatar.

36. Daarna liet de koning Simeï komen. Hij zei tegen hem: "Bouw voor jezelf een huis in Jeruzalem en ga daar wonen. Je mag Jeruzalem niet verlaten. Je mag nergens heen.

37. Ik waarschuw je: als je Jeruzalem uitgaat en de beek Kidron oversteekt, zul je worden gedood. Dat zal dan je eigen schuld zijn."

38. Simeï zei tegen de koning: "Het is goed. Ik zal doen wat u heeft gezegd, mijn heer de koning." En Simeï woonde een tijd in Jeruzalem.

39. Maar na drie jaar liepen twee slaven van Simeï weg naar Achis, de zoon van Maächa, de koning van Gat. Simeï kreeg het bericht dat zijn slaven in Gat waren.

40. Hij zadelde zijn ezel en ging naar Gat, naar Achis, om zijn slaven te zoeken. Hij haalde ze terug uit Gat.