BasisBijbel

1 Koningen 2:16-33 BasisBijbel (BB)

16. Nu wil ik u iets vragen. Luister alstublieft naar mij."

17. Ze zei: "Zeg het." Hij zei: "Vraag alstublieft aan koning Salomo of ik mag trouwen met Abisag, de vrouw uit Sunem. Als u het hem vraagt, zal hij het zeker goedvinden."

18. Batseba antwoordde: "Ik zal het er met de koning over hebben."

19. Batseba ging naar koning Salomo om met hem over Adonia te spreken. De koning stond op, liep haar tegemoet en boog zich diep voor haar. Daarna ging hij op zijn troon zitten. Rechts van zich liet hij een stoel neerzetten voor zijn moeder. Ze ging naast hem zitten.

20. Ze zei: "Ik wil een kleinigheid van je vragen. Ik hoop dat je het wil doen." De koning zei tegen haar: "Vraag het maar, moeder, ik zal doen wat u vraagt."

21. Toen zei ze: "Je broer Adonia wil graag trouwen met Abisag, de vrouw uit Sunem."

22. Maar koning Salomo zei tegen zijn moeder: "Waarom vraagt u me alleen maar om Abisag aan Adonia te geven? U kan mij net zo goed vragen om het koningschap aan hem te geven omdat hij mijn oudere broer is! Dat zouden de priester Abjatar en Joab ook wel graag willen!"

23. En koning Salomo zwoer bij de Heer: "Ik zweer bij God dat Adonia's vraag hem het leven zal kosten.

24. Vandaag nog zal ik hem doden. Dat zweer ik bij de Heer, die mij het koningschap en de troon van mijn vader David heeft gegeven, en die mij heeft beloofd dat altijd één van mijn zonen koning zal zijn."

25. En hij liet Adonia door Benaja doden.

26. Tegen de priester Abjatar zei de koning: "Ga op je eigen stuk grond bij Anatot wonen. Eigenlijk verdien je de doodstraf. Dat ik je niet dood, is alleen maar omdat je voor mijn vader David de kist van de Heer hebt gedragen en omdat je samen met mijn vader alle moeilijkheden hebt verdragen die hem zijn overkomen."

27. Zo joeg Salomo Abjatar weg, zodat hij geen priester van de Heer meer was. Zo werd werkelijkheid wat de Heer in Silo had gezegd over de familie van Eli.

28. Toen Joab dit hoorde, vluchtte hij naar de tent van de Heer. Daar greep hij de horens op de hoeken van het altaar vast [ zodat Salomo hem niets zou durven doen uit ontzag voor het altaar ]. Hij had vroeger niet de kant van Absalom gekozen, maar nu wel de kant van Adonia.

29. Koning Salomo kreeg het bericht: "Joab is naar het altaar bij de tent van de Heer gevlucht." Toen stuurde Salomo Benaja naar de tent met de woorden: "Ga erheen en steek hem dood."

30. Benaja ging naar de tent van de Heer en zei tegen Joab: "De koning beveelt je naar buiten te komen." Maar hij zei: "Nee, ik wil hier sterven." Benaja bracht Joabs antwoord aan de koning over.

31. Toen zei de koning tegen hem: "Doe wat hij heeft gezegd. Steek hem dood en begraaf hem. Neem zo voor mij en mijn vader wraak voor de moord op twee onschuldige mannen, want hij heeft hen zonder reden gedood.

32. Zo zal de Heer Joab straffen voor de moord op twee mannen die rechtvaardiger en beter waren dan hij. Hij heeft Abner, de aanvoerder van Israël, en Amasa, de aanvoerder van Juda, met zijn zwaard neergestoken en gedood, zonder dat mijn vader hem dat had bevolen.

33. Zo zullen hij en zijn familie worden gestraft voor de dood van twee onschuldige mannen. Maar David en zijn familie zullen voor altijd vrede hebben met de Heer."