BasisBijbel

1 Koningen 13:27-34 BasisBijbel (BB)

27. En hij zei tegen zijn zonen: "Zadel de ezel."

28. Hij reed erheen en vond het lijk op de weg. De ezel en de leeuw stonden ernaast. De leeuw had het lijk niet opgegeten en had ook de ezel niet verscheurd.

29. De profeet legde het lichaam van de profeet op zijn ezel en nam het mee terug naar huis. Zo kwam hij in zijn stad terug. Hij treurde over hem en begroef hem.

30. Hij legde het lijk in het graf dat voor hemzelf was en de mensen treurden over hem en zeiden: "Ach, mijn arme broeder."

31. Nadat hij hem had begraven, zei hij tegen zijn zonen: "Als ik sterf, begraaf mij dan in het graf waarin ik de profeet heb begraven. Leg mij naast hem.

32. Want ik weet zeker dat zal gebeuren wat de Heer heeft gezegd tegen het altaar in Bet-El en tegen alle tempels op de heuvels in de steden van Samaria."

33. Maar Jerobeam veranderde niet. Hij bleef dezelfde slechte dingen doen. Hij liet nog steeds allerlei gewone mensen priester worden bij de altaren op de heuvels. Iedereen die wilde, mocht priester worden bij een altaar.

34. Hij bleef ongehoorzaam aan de Heer. Het was de reden dat hij en zijn familie uiteindelijk vernietigd werden.