BasisBijbel

1 Koningen 13:16-32 BasisBijbel (BB)

16. Maar hij zei: "Ik mag niet met je mee teruggaan. Ik mag niet bij je eten en drinken.

17. Want de Heer heeft mij bevolen: Eet en drink er niets. En ga niet terug langs de weg waarlangs je bent gekomen."

18. Toen zei de profeet uit Bet-El: "Maar ik ben ook een profeet, net als jij. En de Heer heeft door een engel tegen mij gezegd: 'Neem hem met je mee terug naar huis, zodat hij bij je kan eten en drinken.' "

19. Maar dat loog hij. Toen ging de profeet uit Juda met de profeet uit Bet-El mee terug. En hij at en dronk bij hem in huis.

20. Maar terwijl ze aan tafel zaten, kreeg de profeet uit Bet-El een boodschap van de Heer.

21. Hij riep tegen de profeet uit Juda: "Dit zegt de Heer: Je bent ongehoorzaam geweest aan je Heer God! Je hebt niet gedaan wat Hij je heeft bevolen.

22. Want je bent teruggegaan en je zit hier te eten en te drinken, terwijl Hij je had gezegd dat je dat niet mocht doen. Daarom zul je niet bij je voorvaders worden begraven."

23. Na de maaltijd zadelde hij de ezel voor de profeet die hij mee terug had genomen.

24. Maar toen de profeet uit Juda was vertrokken, werd hij onderweg door een leeuw gedood. Zijn lijk lag daar op de weg en de leeuw en de ezel stonden ernaast.

25. Twee mannen die voorbij kwamen, zagen het lijk op de weg liggen en de leeuw ernaast staan. Ze vertelden het in de stad waar de oude profeet woonde.

26. Toen de oude profeet het hoorde, zei hij: "Dat is de profeet die ongehoorzaam is geweest aan wat de Heer hem had bevolen. De Heer heeft hem laten doden door de leeuw, zoals Hij had gezegd."

27. En hij zei tegen zijn zonen: "Zadel de ezel."

28. Hij reed erheen en vond het lijk op de weg. De ezel en de leeuw stonden ernaast. De leeuw had het lijk niet opgegeten en had ook de ezel niet verscheurd.

29. De profeet legde het lichaam van de profeet op zijn ezel en nam het mee terug naar huis. Zo kwam hij in zijn stad terug. Hij treurde over hem en begroef hem.

30. Hij legde het lijk in het graf dat voor hemzelf was en de mensen treurden over hem en zeiden: "Ach, mijn arme broeder."

31. Nadat hij hem had begraven, zei hij tegen zijn zonen: "Als ik sterf, begraaf mij dan in het graf waarin ik de profeet heb begraven. Leg mij naast hem.

32. Want ik weet zeker dat zal gebeuren wat de Heer heeft gezegd tegen het altaar in Bet-El en tegen alle tempels op de heuvels in de steden van Samaria."