BasisBijbel

1 Koningen 11:1-8 BasisBijbel (BB)

1. Maar koning Salomo was met veel buitenlandse vrouwen getrouwd. Hij was namelijk niet alleen getrouwd met de dochter van de Farao, maar ook met vrouwen uit Moab, Ammon, Edom en Sidonië en met vrouwen van de Hetieten.

2. Toch had de Heer over die volken tegen de Israëlieten gezegd: 'Jullie mogen niet met hen trouwen, en zij mogen niet met jullie trouwen. Want ze zouden jullie verleiden om hun goden te gaan dienen.' Maar van zulke vrouwen hield koning Salomo.

3. Hij had 700 vrouwen die prinsessen waren en 300 bijvrouwen . En zijn vrouwen maakten hem ontrouw aan de Heer.

4. Want toen Salomo oud was geworden, haalden zijn vrouwen hem over om hun goden te gaan dienen. Daardoor diende hij niet meer met zijn hele hart zijn Heer God zoals zijn vader David had gedaan.

5. Zo aanbad Salomo Astarot , de godin van de Sidoniërs, en Milkom, de god van de Ammonieten.

6. Salomo leefde dus niet meer zoals de Heer het wil. Hij diende de Heer niet meer met zijn hele hart zoals zijn vader David had gedaan.

7. In die tijd bouwde Salomo op de berg ten oosten van Jeruzalem ook een altaar voor Kamos, de god van Moab, en voor Moloch, de god van de Ammonieten.

8. Hij bouwde ook altaren voor de [ andere ] goden van zijn buitenlandse vrouwen, die wierook-offers en vlees-offers aan hun eigen goden brachten.