21. Als u niets doet, zullen mijn zoon Salomo en ik als opstandelingen worden gedood, zodra u bent gestorven."
22. Terwijl ze met de koning hierover sprak, kwam de profeet Natan naar de koning.
23. Een dienaar kwam de koning zeggen: "De profeet Natan is er." Toen Natan bij de koning was gekomen, boog hij diep.
24. En hij zei: "Mijn heer de koning, heeft ú gezegd dat Adonia na u koning moet worden?