20. Maar Israël verwacht dat ú hun zal zeggen wie er na u koning zal zijn.
21. Als u niets doet, zullen mijn zoon Salomo en ik als opstandelingen worden gedood, zodra u bent gestorven."
22. Terwijl ze met de koning hierover sprak, kwam de profeet Natan naar de koning.
23. Een dienaar kwam de koning zeggen: "De profeet Natan is er." Toen Natan bij de koning was gekomen, boog hij diep.