Statenvertaling

Psalmen 58 Statenvertaling (SV1750)

1. Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Al-tascheth. (58:2) Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij, mensenkinderen?

2. (58:3) Ja, gij werkt ongerechtigheden in het hart; gij weegt het geweld uwer handen op de aarde.

3. (58:4) De goddelozen zijn vervreemd van de baarmoeder aan; de leugensprekers dolen van moeders buik aan.

4. (58:5) Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, die haar oren toestopt;

5. (58:6) Opdat zij niet hore naar de stem der belezers, desgenen, die ervaren is met bezweringen om te gaan.

6. (58:7) O God! verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der jonge leeuwen, o HEERE!

7. (58:8) Laat hen smelten als water, laat hen daarhenen drijven; legt hij zijn pijlen aan, laat hen zijn, alsof zij afgesneden waren.

8. (58:9) Laat hem henengaan, als een smeltende slak; laat hen, als ener vrouwe misdracht, de zon niet aanschouwen.

9. (58:10) Eer dan uw potten den doornstruik gewaar worden, zal Hij hem als levend, als in heten toorn wegstormen.

10. (58:11) De rechtvaardige zal zich verblijden, als hij de wraak aanschouwt; hij zal zijn voeten wassen in het bloed des goddelozen.

11. (58:12) En de mens zal zeggen: Immers is er vrucht voor den rechtvaardige; immers is er een God, Die op de aarde richt.