1. Ziet, dat alles heeft mijn oog gezien, mijn oor gehoord en verstaan.
2. Gelijk gijlieden het weet, weet ik het ook; ik zwicht niet voor u.
3. Maar ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust mij te verdedigen voor God.
4. Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders; gij allen zijt nietige medicijnmeesters.
5. Och, of gij gans stilzweegt! Dat zou ulieden voor wijsheid wezen.
6. Hoort toch mijn verdediging, en merkt op de twistingen mijner lippen.