13. Het zesde voor Bukkia; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
14. Het zevende voor Jesarela; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
15. Het achtste voor Jesaja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
16. Het negende voor Mattanja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
17. Het tiende voor Simei; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
18. Het elfde voor Azareel; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
19. Het twaalfde voor Hasabja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
20. Het dertiende voor Subael; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
21. Het veertiende voor Mattithja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
22. Het vijftiende voor Jeremoth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
23. Het zestiende voor Hananja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
24. Het zeventiende voor Josbekasa; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
25. Het achttiende voor Hanani; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
26. Het negentiende voor Mallothi; zijn zonen en zijn broederen; twaalf.
27. Het twintigste voor Eliatha; zijn zonen en zijn broederen; twaalf.
28. Het een en twintigste voor Hothir; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
29. Het twee en twintigste voor Giddalti; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
30. Het drie en twintigste voor Mahazioth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.