21. Nu eens ziet men geen licht,verduisterd als het is door de wolken,dan weer jaagt de wind voorbij en maakt het helder.
22. Uit het noorden verschijnt goudglans;God is bedekt met geduchte majesteit.
23. De Almachtige, die wij niet begrijpen,is groot van kracht en recht;Hij, die groot is in gerechtigheid, buigt haar niet.
24. Daarom vrezen de mensen Hem,maar geen der eigenwijzen ziet Hij aan.