1. En God zegende Noach en zijn zonen en zeide tot hen: Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde.
2. En de vrees en de schrik voor u zij over al het gedierte der aarde en over al het gevogelte des hemels, al wat zich op de aardbodem roert en alle vissen der zee; in uw hand zijn zij gegeven.
3. Alles wat zich roert, wat leeft, zal u tot spijze zijn; Ik heb het u alles gegeven evenals het groene kruid.