4. En zij gaf hem haar slavin Bilha tot vrouw; en Jakob kwam tot haar.
5. Bilha werd zwanger en baarde Jakob een zoon.
6. Toen zeide Rachel: God heeft mij recht verschaft, ook heeft Hij mij verhoord en mij een zoon gegeven; daarom gaf zij hem de naam Dan.
7. Wederom werd Bilha, de slavin van Rachel, zwanger en baarde Jakob een tweede zoon.
8. Toen zeide Rachel: Op bovenmenselijke wijze heb ik met mijn zuster geworsteld, ook heb ik overmocht; en zij gaf hem de naam Naftali.
9. Toen Lea zag, dat zij had opgehouden te baren, nam zij haar slavin Zilpa en gaf haar aan Jakob tot vrouw.