8. Nu zal Ik weldra mijn grimmigheid over u uitstorten en mijn toorn ten volle over u brengen, Ik zal u richten volgens uw wandel en al uw gruwelen aan u vergelden.
9. Ik zal niets ontzien en geen deernis hebben; naar uw wandel zal Ik u vergelden, en uw gruwelen zullen op u neerkomen. En gij zult weten, dat Ik, de Here, het ben, die slaat.
10. Zie, de dag! Zie, het komt; de doem voltrekt zich; de staf bloeit; de overmoed spruit uit.