1. In het achttiende jaar van koning Jerobeam, de zoon van Nebat, werd Abiam koning over Juda.
2. Drie jaar regeerde hij te Jeruzalem. Zijn moeder heette Maäka; zij was de dochter van Abisalom.
3. Hij wandelde in al de zonden die zijn vader vóór hem bedreven had; zijn hart was de Here, zijn God, niet volkomen toegewijd, zoals dat van zijn vader David.