1. Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige;
2. en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.
3. En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren.