11. Azarja kreeg een zoon: Amarja. Amarja kreeg een zoon: Ahitub.
12. Ahitub kreeg een zoon: Zadok. Zadok kreeg een zoon: Sallum.
13. Sallum kreeg een zoon: Hilkia. Hilkia kreeg een zoon: Azarja.
14. Azarja kreeg een zoon: Seraja. Seraja kreeg een zoon: Jozadak.
15. Jozadak was één van de mensen die door [ koning ] Nebukadnezar [ van Babel ] gevangen werden meegenomen [ naar Babel ] toen de Heer de bewoners van Juda en Jeruzalem liet meenemen.
16. De zonen van Levi waren dus: Gerson, Kehat en Merari.
17. De zonen van Gerson waren: Libni en Simi.
18. De zonen van Kehat waren: Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël.
19. De zonen van Merari waren: Mali en Musi. Dit zijn de namen van de families van de Levieten.
20. De familie van Gerson: Gersons zoon was Libni. Zijn zoon was Jahat. Zijn zoon was Zimma.
21. Zijn zoon was Joa. Zijn zoon was Iddo. Zijn zoon was Zera. En zijn zoon was Jeatrai.